Winterslag is een stadsdeel van Genk in Belgisch Limburg. Het geniet vooral bekendheid omwille van zijn steenkolenmijn-verleden en de overblijfselen ervan.
Steenkolenmijn
De eerste proefboringen te Winterslag gebeurden reeds in 1902, een jaar na het ontdekken van steenkolen door André Dumont in buurgemeente As. De eerste steenkoollaag op een diepte van 485 meter werd bereikt in 1914 en in 1917 was de steenkoolmijn van Winterslag de eerste die operationeel werd in het Kempens steenkoolbekken. Rond de mijn werden volledige woonwijken gebouwd. Sinds de jaren 1960 waren de mijnen in Limburg fors verlieslatend en als gevolg hiervan werd de mijn van Winterslag gesloten in 1988.
De mijngebouwen hebben na vele jaren een nieuwe bestemming gekregen. Een gedeelte is momenteel in gebruik door de brandweer van Genk. Recent is er in het gedeelte aan de Evence Coppélaan een bioscoopcomplex geopend. Einde 2009 zal de Media & Design Academie van de Katholieke Hogeschool Limburg (KHLim), verhuizen naar nieuwbouw op dit complex. De academie is momenteel nog gevestigd in het oude ziekenhuis van Genk aan de Weg naar As. Onder de naam C-Mine wordt het gebied ontwikkeld tot een kenniscentrum van media en kunst. De mijnterril, een berg met afval uit de mijn, is nu een groen wandelgebied, met bovenop een prachtig zicht over Genk en omstreken.
Cités
De Heilig-Hartkerk, de mijnkathedraal van Winterslag
Winterslag bestaat uit verschillende wijken die men daar cités noemt: Oud-Winterslag (ten noorden van de mijn) en de mijntuinwijken 1, 2 en 4. Mijntuinwijk 3 is nooit gebouwd.
Op de eerste tuinwijk, die aangelegd werd vanaf 1913 tot 1924 naar het voorbeeld van Engelse tuinwijken uit het begin van de 20e eeuw, staan prachtige ingenieurshuizen en het kerkplein met de kerk. De vroegere meisjesschool (nu een vormingscentrum) en de vroegere jongensschool (nu een gemengde school) is indrukwekkend. Vele huizen zijn gebouwd met de zogenaamde Winterslagse brik, die zeer hard is en voor een goede warmte-isolatie zorgt. De tweede en vierde tuinwijk zijn later gebouwd (tussen 1931 en 1948) om de toestroom van gastarbeiders op te vangen en zijn soberder van afwerking. Deze wijken hebben nog steeds een zeer hoge populatie aan allochtonen.
Door de invloed van de vreemde talen van de gastarbeiders heeft zich een speciaal dialect ontwikkeld dat niet alleen door allochtonen maar ook door autochtonen, en dan vooral jongeren, gesproken wordt. Dit wordt ook wel het Cités genoemd.